Lied | Vrije vertaling van Wim en Ivo |
|
Entflieh mit mir |
||
Adieu, monde,
puisqu'en toi Vaarwel wereld, omdat er in jou slechts overmaat en wrok is.
Vaarwel je verborgen opvattingen die draaien als het fortuin. Vaarwel je
bijtende lachjes en huichelachtige tranen. Vaarwel je gekunstelde geschriften
en je valse geruchten. |
||
La terre les eaux va
buvant De aarde gaat terwijl ze het water drinkt. De boom drinkt van haar door zijn wortels. De wijde zee drinkt de wind en de zon drinkt de zeeën. De zon wordt door de maan gedronken. Alles drinkt, van hoog tot laag. Als we deze algemene regel volgen, waarom zouden wij dan niet drinken? |
||
4. Costeley, Mignonne |
Mignonne Liefje, laten we gaan kijken of de roos, die vanmorgen haar purperen kleed aan de zon vertoond heeft, nu niet al, tegen de avond, de vouwen van haar purperen kleed verloren heeft. en haar kleur die gelijk was aan de jouwe, Ach, zie in hoe kort tijdsbestek, m'n lief, zij op deze plaats, ach ach, zich haar schoonheid heeft laten ontvallen. O, werkelijk wrede natuur! Zo'n bloem leeft niet langer dan van de ochtend tot de avond. Dus, als je me gelooft, m'n lief, pluk, pluk je jeugd, zolang je leeftijd nog in bloei staat in zijn frisse nieuwigheid. Zoals bij deze bloem zal de ouderdom je schoonheid doen vervagen. |
|
If music be the food of love |
||
Thou knowest, lord, the secrets of our hearts |
||
7. Desprez, In te domine speravi | In te, domine, speravi In u, heer, stelde ik mijn hoop om eeuwige troost te vinden. Maar ik bevond mij in een nare.duistere hel, en mijn lijden was vergeefs. Al mijn hoop is verpletterd en in de wind vervlogen. Schreiend sla ik mijn blik ten hemel. Van mijn hoop zijn slechts gezucht en tranen over. Ik werd gekwetst, maar in mijn kommervolle toestand richtte ik mij tot u.. In u, heer, stelde ik mijn hoop. |
|
April is in my mistriss' face In het gezicht van mijn gebiedster zie ik april en in haar ogen is nog plaats voor Juli. Maar in haar boezem is het al september, en in haar hart, haar hart heerst de kou van december. |
||
9. Gibbons, The silver swan |
The silver swan |
|
Een
meisje uit het noorden was naar
Londen gekomen, hoewel dat helamaal niet bij haar paste. Zij weende en
zuchtte
en riep vol verdriet: ik wou dat ik weer terug in het noorden kon zijn.
Want de
eik en de es en de kleurige klimop, die bloeien zo mooi in mijn eigen
streek.
Ik denk maar vol spijt aan mijn geboortestreek, waar jongens en meisjes
het
hooi binnenhalen, de klokken vrolijk luiden en de vogels zoet zingen en
de
meisjes in het weiland zo plezierig zijn. Ze mogen hier wel praten over
parken
waar iedereen flaneert, maar ik zie hier niks van mijn groene
Westmoreland,
waar wij allemaal dansten van 's morgens tot 's avonds. Ik zou hier
makkelijk aan
de man kunnen komen, zat minnaars kunnen krijgen, maar degene met wie
ik trouw,
moet uit het noorden stammen, en mij terugbrengen naar mijn geliefde
het
noorden. |
||
Zoet
en zacht komen de zeewinden uit het westen over de rollende wateren.
Kom van de stervende maan en blaas, blaas hem weer naar mij toe,
terwijl mijn kleintje, mijn lieverdje slaapt. |
||
Ginds gaat de zon afscheid nemen en de vermoeide dag legt zich te rusten. In het diepe meer weerspiegelen zich de treurwilgen, En ik krijg mijn liefste niet te zien. Oh tranenvloed barst los. Treurig ruisen zacht de wilgen. In de wind daar trilt het riet. En jij,verte, straalt licht en troostend naar binnen in mijn stil en diep verdriet, zoals de avondster haar licht werpt in de rietkraag en de weiden. | ||
O
dalen breed, o hoogten, o woud zo
prachtig groen, waar ik mijn leven lang zo graag verbleef.
Daar buiten raast de wereld die zich altijd
laat bedriegen. Laat nog een keer je groene bladerdek mij tot tent zijn. |
||
|
|